Poëzie, ik vind het iets moeilijks. Het ontroert of verrast me, maar meer dan eens begrijp ik het gewoon niet. Het zijn niet zozeer de woorden die ik niet begrijp, maar de betekenis of het gevoel dat erachter zit. Ik vind het een vervelend iets, want als literatuurliefhebber moet ik toch ook poëzie kunnen smaken? Elk jaar, tijdens de poëzieweek meestal, maan ik mezelf aan een nieuwe poging te wagen. Dan proef ik van het nieuwe werk, nu vooral van jonge dichteressen zoals Ruth Lasters, Charlotte Van den Broeck en Maud Vanhauwaert. Maar ze komt niet, de liefde voor de poëzie.
Wie me wel altijd weet te ontroeren met zijn werk is Roel Richelieu Van Londersele. Ik heb nog les van hem gehad. Verbale expressie, 1 uur per week en het was niet mijn sterkste vak. Laat ons zeggen hij destijds mijn beste maat niet was. Ik leerde hem pas kennen als dichter toen hij in 2010 de publieksprijs won met Mats. Tjakka, recht in mijn hart was dat. En deze, hoe toepasselijk:
Bij mijn zonen ben ik veilig
hun boten van papier zinken
alleen in helder waterhun vliegtuigen hebben een schietstoel
geleend van Griekse godenhet verdriet slaat een zijstraat in
als het ons ziet komenhun knikkers weten altijd waarheen
daarvan ben ik aan het lerenvan klachten vlechten ze liederen
van spinnen bewaren ze het netdaarin vangen ze dromen die uitkomen
en twijfels die ze zo vervangensinds ze er zijn, word ik toegelaten
binnen de omheining van de vreugdebij mijn zonen ben ik veilig
Roel Richelieu Van Londersele
Uit: Tot zij de wijn wordt
Ik hou het dus even daarbij, bij de Bart Moeyaerts, de Toon Tellegens en de Roel Richelieu Van Londerseles van deze wereld. Misschien zie ik ooit het licht.
Weet je nog, verbale expressie met onze standbeelden van Rodin, haha!
Vandaag las ik ‘Mats’ in de klas, op vraag van … Mats. De zoon van Roel volgt nu Nederlands bij me. Hij raadde me ook ‘Mijn geboomde vader’ aan, mooi!
Oh ja, dat herinner ik me zeker nog 🙂
Als ik me niet vergis heeft Bart in de les ooit een gedicht uit Mijn geboomde vader voorgedragen. Dat eindigt op ‘zolang er aarde is, zal ik voor je spitten. Ik zeg dat sindsdien altijd tegen mijn papa. ’t Is een blijver, die Roel!
wow, schoontje. .